Het publiek is opgesteld rond het speelveld, dat omringd wordt door een honderdtal lange ketenen. In dit stijlvolle, sobere decor van de Valenciaanse kunstenares Susana Guerrero, met wie Aibar al eerder samenwerkte, staan enkel twee tafels en een vibrafoon. Aan het plafond hangen metalen haken en metalen vormen zoals een paardenhoofd en een keurslijf. Een van de tafels is ingericht door Monfort, die in 2019 kennismaakte met Aibar. Het klikte meteen tussen de twee en tijdens de lockdown ontwikkelden ze een in 2021 uitgebrachte virtuele miniversie van La Reina del Metal. Op verzoek van Ernestina van de Noort, directeur van de Flamenco Biënnale, maakten ze er voor de IX Flamenco Biënnale een volledige voorstelling van.
Aibar en Monfort lijken letterlijk opgesloten tussen de metalen kettingen, die als gevangenisspijlen om hen heen hangen. In die kleine vierkante ruimte creëren ze met minieme middelen en een subtiele soundscape een fascinerende wereld. Alles is een klankkast voor Monfort. Zijn tafel lijkt net een schroothandel en ligt vol met de meest onwaarschijnlijke ‘instrumenten’: van koebellen tot de onderkant van een strijkbout. Ook Aibar is een klankkast geworden. Elke stap die ze zet, elke sierlijke handbeweging die ze maakt, wordt opgepikt door microfoons die in haar hakken, op haar lijf en in een ring zijn verborgen, waardoor haar fenomenale hakkengeroffel extra nagalmt en elke schrapende beweging met haar voeten pijn doet. Samen met de opstijgende rook en het decor zorgen de geluiden voor een onheilspellende sfeer die niks met flamenco te maken lijkt te hebben.
Maar als je je oren dichtdrukt en alleen maar kijkt, zie je meteen in het eerste deel waar Aibar vandaan komt en dat ze flamenco ademt. Ze groeide op in een mijnstreek in de provincie Jaén, waar ijzererts wordt gewonnen en de taranto wordt gedanst. Het maakt haar vrij letterlijk een danskoningin uit de metaalstreek. Maar dat is niet het enige waar de titel naar verwijst. Hoewel het er baanbrekend uitziet, haar gespierde lijf in een latex jurkje en een lange ketting rond haar nek, begint ze vrij traditioneel. Ze trapt de grote ketting geraffineerd weg, als ware het een cola, een lange flamencosleep. Vervolgens transformeert ze deze tot een muleta, de stierenvechterscape die ze uitdagend voor zich houdt. Daarna werpt ze de ketenen van zich af en begint ze steeds vrijer te dansen. Maar niet voor lang. Keer op keer valt ze als een hijgend en weerloos hert ter aarde, uitgeput. Haar lichaam schokkerig en vertwijfeld.
Aibar herpakt zich telkens, aangevuurd door het ritme van Monfort, die zelfs muziek uit haar schoenen weet te toveren door met zijn drumstokjes op de hakken, de zolen en de zijkanten te slaan. Ook de meestal subtiele, maar soms ook overdonderende soundscape van Marijn Cinjee brengt haar weer tot leven. Hij plaatste dertig boksen rond de speelvloer, waardoor het geluid allesverzengend en overal is.
De geweldige dynamiek tussen Monfort en Aibar, die elkaar veel aankijken en aanvuren met hun ogen, resoneert zo in het publiek. Hoewel we in Nederland niet gewend zijn om olés te roepen, en dat ook nu niet gebeurt, is de sensatie bijna tastbaar en moet Aibar kunnen voelen hoe ze het publiek meeneemt. Ze bespeelt alle drie de vlakken door soms buiten het toneel te treden en langs de rijen te lopen, dansend, murmelend, schreeuwend, want ook haar mond is een klankkast geworden. En als ze speelt met de lange kettingen om het toneel, doen ook die mee aan de soundscape en lijkt het of alles muziek is geworden.
Soms zoeken ze de verstilling, om daarna weer meteen op te leven, waardoor je direct weer op het puntje van je stoel zit. In het tweede deel verlaat Monfort zijn ijzerwarentafel en bespeelt hij de vibrafoon waar Aibar een paars gewaad onder vandaan tovert. Ze trekt het over haar hoofd en verdwijnt erin, als een vrouw in boerka. Ook binnen de beperkingen van dit gewaad ontdekt ze de vrijheid weer en beweegt ze zich als een dansende derwisj over het speelveld. Haar razende voetenwerk en gespierde kuiten geven haar de vrijheid. Het publiek zit erbovenop en ziet iedere spier bewegen.
Uiteindelijk is er dan de grote apotheose: Monfort is teruggekeerd achter zijn wonderlijke percussietafel, terwijl Aibar de tafel naast hem als klankkast heeft ontdekt en er als een razende furie op staat te stampen terwijl de sound steeds luider dreunt tot alle toeschouwers het in hun borstkas voelen bonzen.
Aibar had haar sporen in de flamenco al ruimschoots verdiend als choreografe van eigen dansstukken en danseres bij onder andere het gezelschap van Eva La Hierbabuena en flamencozangeres Carmen Linares voor ze solo ging. Ze kent de flamenco van haver tot gort. Ze verbreekt de ketenen, rukt het keurslijf letterlijk van zich af, maar vergeet, haar roots niet. Hoe vooruitstrevend en modern ook, deze voorstelling is toch vooral ook een ode aan waar ze vandaan komt: het rauwe leven in de mijnen en de flamenco. IJzersterk!
KLIK HIER VOOR DE NIEUWSBRIEF VAN ESPANJE!