Sinds de komst van het Guggenheim is Bilbao het kunstmekka van Spanje geworden. Culi’s weten vooral San Sebastián goed te vinden, aangezien de plek – met verschillende restaurants met drie Michelinsterren – op culinair gebied al jaren de Spaanse kroon spant. Wat is er in de omgeving nog meer te beleven? ESPANJE! gaat op ontdekking.
Bilbao: kunstmekka
De voormalige industriestad Bilbao is hard op weg om een van de belangrijkste toeristensteden van Spanje te worden. Dat heeft de stad enkel en alleen te danken aan het fenomenale idee om de fabrieken te sluiten en te verruilen voor kunstpaleizen. Daarvoor wist de stad niet de minsten aan zich te binden. Met Guggenheim werd besloten om een museum voor moderne kunst neer te zetten dat werd ontworpen door de beroemde Amerikaanse architect Frank Gehry. Het resultaat is bekend: uit alle delen van de wereld komen architecten en stadplanners nu naar het Baskische ‘Wirtschaftswunder’ kijken. Dertig jaar geleden werd het centrum nog gedomineerd door de rokende schoorstenen van de zware industrie en liet je de stad het liefst links liggen. Maar inmiddels heeft de ijzer- en staalproductie plaatsgemaakt voor het toerisme. Met het goede metronet ben je in een mum van tijd van het station bij het Guggenheim. Als we uit de metro stappen, worden we verwelkomd door de met bloemen getooide puppy van Jeff Koons. Dit metershoge kunstwerk voor de ingang van het gebouw is inmiddels de mascotte van de voormalige industriestad geworden.
Lees hier: Top 10 beste hotels in Bilbao
Metershoge spin
Al snel wordt duidelijk dat je het Guggenheim niet alleen moet bezoeken vanwege de kunst die er hangt – een vaste collectie Baskisch werk en wisselende grote exposities van buitenlandse kunstenaars. Het museum is meer een totaalbeleving: om het in volle glorie te bekijken en te fotograferen, besluiten we om eromheen te lopen. Vervolgens lopen we naar de overkant en vanaf daar hebben we eigenlijk het mooiste uitzicht op het gebouw. Daarna lopen we terug naar het museum. ’s Avonds komt de stad pas echt tot leven. Dan trekken de Bilbaínos er met de hele familie op uit om te flaneren over de nieuwe boulevard langs de rivier. Verliefde stelletjes vleien zich neer op het muurtje achter het Guggenheim en toeristen laten zich fotograferen onder de negen meter hoge spin, een van de laatste grote werken van de Frans-Amerikaanse kunstenares Louise Bourgeois. Via de promenade kun je doorlopen naar het Maritiem Museum, dat werd gebouwd op de plek waar eerst een oude scheepswerf stond. Hier kun je zien hoe de stad er in de vorige eeuw bij lag, toen de Bilbaínos nog leefden van de industrie en de scheepsbouw. Wij besluiten een kijkje te nemen in de casco viejo om mee te doen aan het dagelijkse ritueel van de Basken: de poteo. Jong en oud komen naar de voetgangerszone in de oude stad om een wijntje te drinken en wat pinchos te eten in een van de vele barretjes van de wijk. Wij ploffen neer op het terras aan het Plaza Nueva. Hier vind je de lekkerste pinchos en delicatessen van de stad. Na een rondje tapasbars lopen we weer naar de andere kant van de rivier waar de Gran Vía nauwelijks onderdoet voor de Ramblas van Barcelona. Het loopt tegen achten en het winkelpubliek dat afkomt op de uit de kluiten gewassen filialen van bekende Spaanse modewinkels als Mango en Zara en natuurlijk een Corte Inglés mengt zich met gezinnen en oudjes die aan hun dagelijkse avondwandeling onder de platanen beginnen.
De stad uit
De volgende dag nemen we metro 2 naar Portugalete en komen daar in een compleet andere wereld terecht. Op de gezellige kade langs de Nervión verloopt het leven duidelijk in een lagere versnelling. Oude mannetjes spelen petanca op het dorpsplein terwijl een verdwaalde toerist en wat lokale jongeren de terrassen bevolken. Dat is genieten, want waar je ook zit, je hebt overal uitzicht op de indrukwekkende Puente Colgante. Deze enorme hangende brug uit 1893 is sinds 2006 werelderfgoed van UNESCO. Je kunt via deze hangende ‘pont’ naar het dorpje Getxo aan de overkant. Voor de bewoners van de dorpen aan beide zijden van de oever een dagelijks ritueel. Maar wij besluiten de lift naar boven te nemen en via de gang tussen beide zijden naar de overkant te lopen. Daar worden we getrakteerd op een magnifiek uitzicht op de stad, omliggende dorpjes en de Golf van Biskaje. In Getxo slaan we meteen linksaf om het strand te verkennen. Het is een mooie zomerdag en het is er redelijk druk. We besluiten door te lopen naar het strand van Algorta even verderop waar het iets rustiger en gezelliger is. Na een duik en een kop koffie lopen we terug naar Getxo. Daar stappen we op de metro naar Plentzia. De weg erheen langs groene bergweiden is al een verrassing, maar Plentzia zelf is helemaal een schot in de roos. We moeten er nog een flink stukje voor lopen, maar dan komen we via een lange kade en het gezellige centrum van het dorp op een prachtig breed zandstrand. Helaas betrekt de lucht in ras tempo, ook dat is Baskenland. Zonzeker is het nooit, en in een halfuur ligt het strand er compleet verlaten bij.
Zomerhoofdstad San Sebastián
De volgende dag stappen we op de boemeltrein om langs de grillige rotskust richting San Sebastián te rijden. San Sebastián wordt ook wel de ‘zomerhoofdstad’ van Spanje genoemd. Koningin Isabella II besloot in 1845 om hier haar zomervakantie door te brengen, en sinds die tijd is San Sebastián in trek bij de Spaanse en buitenlandse aristocratie. In juli 1912 opende koningin Maria Cristina het grand hotel dat nu nog steeds haar naam draagt. Het werd de zomerresidentie van haar man koning Alfonso XIII en leden van veel Europese koninklijke families brachten hier graag enkele weken door in de zomer. Het hotel werd in de jaren tachtig compleet gerenoveerd en is nu een van de mooiste voorbeelden van de Belle Epoque-architectuur van San Sebastián. Als je de stad bezoekt, begrijp je al snel wat de Europese adel hier kwam doen: de ligging van de stad aan de La Concha Baai met aan weerszijden de begroeide hellingen van de Monte Igueldo en de Monte Urgull is namelijk uniek. De zee is hier rustig omdat de golfslag wordt gebroken door het eilandje Santa Clara – vanwege de vorm ook wel ‘de schildpad’ genoemd – midden in de baai.
Lees hier: San Sebastián, strandstad voor lekkerbekken
Waanzinnige pinchos
De koninklijke bezoekers hadden in de afgelopen eeuwen dus al goed in de smiezen wat nu steeds meer toeristen ook ontdekken: San Sebastián is een stad met allure waar het leven goed is. De stranden zijn natuurlijk de grote troef, maar de culinaire geneugten doen tegenwoordig ook een flinke duit in het zakje. Om te beginnen zijn er maar liefst drie restaurants met drie sterren, maar ook als je minder te besteden hebt, kun je genieten van de exquise Baskische keuken in een van de vele barretjes in de casco viejo. De togen staan hier vol met de waanzinnigste pinchos gemaakt van alles wat Baskenland te bieden heeft: groenten, zeevruchten, paddenstoelen, romige idiazabalkaas en charcuterie. Elke bar heeft zijn eigen specialiteit, maar een ding hebben ze gemeen: gastvrijheid en gezelligheid tot in de late uurtjes. Wij doen mee met de Basken en trekken van bar naar bar om overal de lekkerste hapjes uit te proberen. Daarna duiken we een van de vele ijssalons in, op elke hoek lijkt er wel een te vinden. Nooit eerder zagen we een Spaanse stad net zoveel ijstentjes en de kwaliteit is hier ook beduidend beter dan elders. Ook hier toont de stad zich een waar gourmetparadijs.
Lees ook: Hoogtepunten in Bilbao en San Sebastián