Cantabrië is vanwege het klimaat en de ligging een perfecte kampeerbestemming. Gooi een tent achterin of koppel de caravan aan de auto en gá! Wél oppassen dat je geen bruine beer tegen het lijf loopt. Wij bezochten de hoogtepunten en selecteerden een paar mooie campings.
Zeg tegen een inwoner van Cantabrië dat het in zijn regio altijd regent en hij zal je keihard tegenspreken. Néé, die door vakantiegangers gevreesde druppels vallen vooral bij de Galiciërs en in buurregio’s Baskenland en Asturië. Híer is het, mede dankzij de bescherming van het gebergte Picos de Europa in het westen, doorgaans prachtig weer.
Frisgroene landschappen
Wat onmiddellijk opvalt op de weg tussen hoofdstad Santander en de camping waar we slapen, is het geweldige groene landschap. Als vanzelf ga je dieper ademhalen om zoveel mogelijk frisse lucht binnen te krijgen. En dat groene landschap is uiteraard niet ontstaan door gortdroge en bloedhete zomers, zoals we die uit de zuidelijke Spaanse regio’s kennen. Dus natuurlijk valt er hier af en toe een flinke bui. Zonder regen zou Cantabrië nooit zoveel frisgroene graslandschappen hebben gehad. Zouden hier niet zoveel koeien en schapen hebben gegraasd; zouden er niet zoveel fantastische kazen worden geproduceerd en zou Cantabrië waarschijnlijk ook nooit zijn omgedoopt tot ‘klein Zwitserland’ van Spanje.
Tijd voor een rondreis langs de mooiste plekken. Naar de pieken in het westen, op de grens met de autonome regio’s Asturië en Castilië en Leon, liggen de Picos de Europa, een indrukwekkende bergketen met toppen die soms tot wel tweeënhalve kilometer hoog reiken. Onderweg naar de ‘pieken’ maken we een stop in het dorpje Potes, de belangrijkste gemeente van de streek Liébana. Het klimaat is hier anders dan in het noorden van de regio en dat merk je direct aan de ruigere begroeiing. Waar de temperatuur aan zee ’s winters niet onder het vriespunt komt, kan het kwik hier in de wintermaanden rustig dalen tot -10 graden Celsius. ’s Zomers is het meestal lekker weer met gemiddeld een graad of 25. Ook vandaag treffen we het: een strakblauwe lucht en zo’n 20 graden. Niet bepaald een temperatuur voor een stoofschotel, menen wij, maar daar denkt onze gids anders over. En dus staat er voordat we het weten een grote schaal cocido lebaniego op tafel te dampen. Het gerecht bestaat uit kikkererwten, verschillende soorten vlees als chorizo en ham, eieren en aardappel. Een portie vult enorm en dus is dit gerecht ideaal voor hardwerkend bergvolk. Hoewel onze maag aangeeft dat er eigenlijk niets meer bij kan, moet er volgens goed Cantabrisch gebruik nog een orujo de hierbas bij, een regionale chupitovan alcohol en kruiden. Uitbuiken kan in de auto naar boven, stelt de gids gerust.
Even slikken
Met de kronkelende bergwegen en het getoeter van tourbussen die in tegengestelde richting de bocht om komen, komt er van dat uitbuiken niet veel terecht, maar we vermaken ons prima met het uitzicht, dat steeds indrukwekkender wordt naarmate we hoger in de bergen komen. Aan de voet van het centrale massief van de Picos ligt het plaatsje Fuente Dé. Vanuit hier brengt een kabelbaan ons in drie minuten tijd nóg 750 meter hoger. Als je nog geen last van hoogtevrees had, komt die hier wel opzetten. Het is even slikken als het bakje tijdens de laatste meters plotseling stil hangt en we honderden meters diep het dal in kunnen kijken. Als de kabelbaan weer in beweging komt, slaakt iedereen een zucht van verlichting. Boven op de berg is het een stuk koeler dan beneden. De zon schijnt fel – goed insmeren is geen overbodige luxe, zien we aan de verbrande koppies van de mensen die naar beneden afdalen – maar begin juni banjeren we hier nog door de metershoge sneeuw. In de winter kun je hier geweldig skiën en in andere jaargetijden is het vooral druk met wandelaars, mountainbikers, bergbeklimmers en paardrijders. Wij gaan op pad met een ervaren berggids die vertelt over de bijzondere dieren die in het gebergte leven. In de Picos wonen naar schatting zeventig bruine beren, waarvan er eentje nog niet zo lang geleden een man doodde die met zijn fotocamera iets te dichtbij kwam. Verder leven er in het gebied veel wolven en zien we een paar keer prachtige roofvogels boven ons hoofd cirkelen.
Fijne zandstranden
De volgende ochtend worden we vriendelijk gewekt door de koeien die zich met hun zware bellen door het weiland naast het campingterrein voortbewegen. Een betere manier van wakker worden in deze omgeving is er niet. Na het ontbijt rijden we naar het indrukwekkende Parque de la Naturaleza de Cabárceno. Voor alle 150 diersoorten die in het grote (7,5 hectare) park leven, werd een voor hen zo natuurlijk mogelijke omgeving gecreëerd. En die missie lijkt aardig geslaagd, aangezien alle soorten zich sinds de opening in 1992 hebben voortgeplant. We stoppen onder meer bij de gorilla’s, neushoorns, tijgers en lieve – op afstand, in ieder geval babybeertjes. Net als de meeste bezoekers verplaatsen we ons binnen het park met de auto; vanaf volgend jaar kun je ook gebruikmaken van een kabelbaan. Daarna rijden we door naar Noja, hét toeristische gebied van Cantabrië. Op het eerste gezicht is het een stad zoals je die veel ziet aan de Spaanse costa’s, met veel nieuwbouw en uitgaansgelegenheden. Op straat klinkt veel Engels, afkomstig van de Britten die met de ferry de oversteek hebben gemaakt. De twee fijne zandstranden verklaren waarom juist hier het toerisme zo’n dertig jaar eerder op gang kwam dan in de rest van Cantabrië.
Sint-Jakobsschelpen
Dé toeristische trekpleister van de regio is echter de grot van Altamira. Althans, een replica daarvan. Want de kans dat je de échte grot vanbinnen mag bekijken, is erg klein. De rotstekeningen die hier werden aangetroffen, zijn naar schatting meer dan 15.000 jaar oud en zó kwetsbaar dat er nog maar vijf mensen per week een kijkje mogen nemen. Ons lukt het helaas niet om binnen te komen, dus kiezen we ervoor om in plaats daarvan het schilderachtige middeleeuwse pelgrimsstadje Santillana del Mar te bezoeken. De gids wijst ons op de houten bordjes die de weg wijzen naar Santiago de Compostela. Tussen de kinderkopjes is zo nu en dan een bronzen sint-jakobsschelp verwerkt. Santillana vaart er wel bij: aan de ene kant ontvangt het de bezoekers van de nabijgelegen Altamira, aan de andere kant de vele pelgrims die de noordelijke route naar Santiago lopen. Dit is de oorspronkelijke route naar het graf van apostel Jakobus de Meerdere, maar aangezien deze camino vroeger voor veel pelgrims te duur was vanwege alle rivieren die moesten worden overgestoken, werd de zuidelijkere route via Pamplona uiteindelijk een stuk populairder.
Capricho van Gaudí
Ruim 15 kilometer verderop ligt het fijne vissersdorpje Comillas, dat vooral bekendstaat vanwege El Capricho, het huis dat onmiskenbaar het werk is van Antoni Gaudí. Het kleurrijke gebouw vol tierelantijntjes steekt prachtig af tegen de felgroene heuvels en de nog altijd blauwe lucht. Gaudí bouwde het huis in opdracht van markies Antonio López. Deze markies was, net als veel anderen in zijn tijd, op zijn veertiende vertrokken naar Amerika in de hoop de American dream waar te maken. Uiteindelijk vergaarde López enorme rijkdom door zijn handel in schepen en slaven in Cuba. Bij thuiskomst vroeg zijn vriend en Spaanse koning Alfons XII hem om een deel van zijn vloot uit te lenen voor de Spaanse strijd tegen de overzeese koloniën. Als dank voor zijn hulp benoemde Alfons XII hem tot markies van Comillas. Zijn dochter trouwde met de Catalaanse ondernemer Eusebi Güell. Juist: de grote sponsor van de beginnende architect Antoni Gaudí. Een Gaudí-huis in Comillas was een logische volgende stap. El Capricho behoorde samen met Casa Vicens tot de eerste werken van Gaudí en is met Casa Botines in Leon zijn enige werk dat níet in Catalonië staat.
Koninklijke stad
Voordat er in Santander – een chique stad met een paar mooie stranden – een einde komt aan onze reis, nemen we de tijd om dit ‘San Francisco van Spanje’ te leren kennen. Net als de stad in Californië ligt ook Santander aan zee, zijn de huizen gebouwd op heuvels en hangt er een relaxte sfeer die mede te danken is aan de surfers die hier het hele jaar door vertoeven. Een ferry brengt ons vanaf het strand van Somo naar het centrum. Tijdens de overtocht hebben we een prachtig uitzicht over de baai en zien we het Palacio de la Magdalena liggen, het zomerhuis waar de Spaanse koninklijke familie aan het begin van de 20e eeuw heel wat vakanties doorbracht. En geef ze eens ongelijk.
Campings in Cantabrië
Campings zijn er in de regio in alle soorten en maten, of je nou gaat voor kust, bergen of binnenland. Een selectie:
Las Arenas – Pechón
Las Arenas ligt op een natuurlijke heuvel tussen twee rivieren die uitkomen in zee, waardoor je het idee hebt dat je op een eiland zit. Vanuit de grote camping (duizend plaatsen) heb je direct toegang tot een strandje waar behalve de campinggasten niemand komt. Voor wie liever een duik neemt in het zwembad, zijn er twee prachtige baden. Het dichtstbijzijnde dorpje is even lopen, maar op de camping zelf is een supermarkt, een restaurant en een bar.
Caravaning Oyambre – Tussen Comillas en San Vicente
Vanuit deze camping loop je binnen een klein kwartiertje naar het strand. Eigenaar Pablo is tevens de voorzitter van campingeigenaren in Cantabrië en zorgt ervoor dat het je aan niets ontbreekt. Hij verhuurt bungalows, maar kampeerders met camper, caravan of tent zijn ook van harte welkom. In het restaurant van de camping kun je erg goed eten, met name gerechten uit de Spaanse keuken. Omdat de camping tussen Comillas en San Vicente ligt, is er in de omgeving voldoende te beleven.
Cabo Mayor – Santander
De enige camping in de stad Santander ligt aan zee. Verwacht geen heel bijzondere faciliteiten, maar het is een prima plek om een paar nachten te bivakkeren. De camping heeft een klein zwembad. Voor kinderen ligt er naast de camping een klimpark en golfliefhebbers vinden op loopafstand een van de mooiste banen van het land. Pas wel op dat je balletje niet recht de zee in vliegt!
Cabuérniga – Sopeña
Het lijkt of de tijd in het gehuchtje Sopeña (220 inwoners!) heeft stilgestaan. Het is even zoeken naar de camping en wellicht is het wat passen en meten in de smalle straatjes om het kampeerterrein van José María en zijn vrouw te bereiken. Zij bouwden een oude maismolen op terrein van de familie om tot een van de meest sfeervolle campings in de regio. Cabuérniga heeft geen zwembad, maar een frisse duik nemen kan prima in de rivier die achter de camping stroomt. Vanuit hier kun je prachtig wandelen en natuurliefhebber José María laat je graag de mooiste routes zien, inclusief de sprookjesachtige watervallen.
Playa Joyel – Roja
De grootste camping van Noord-Spanje heeft 1020 plaatsen. Er worden volop activiteiten georganiseerd voor jong en oud (er is zelfs een programma voor als het weer geen buitenactiviteiten toelaat). Met drie zwembaden, een tennisbaan, een grote supermarkt, een restaurant en een kapper op het kampeerterrein hoef je de camping niet af. Alleen voor de campinggasten is er een aparte toegang naar het privéstrand en voor de kleintjes is er een speeltuin en een kinderboerderij. Playa Joyel is favoriet onder Britse kampeerders, die met hun camper of caravan per ferry oversteken naar Spanje. Ook mogelijkheden om een stacaravan te huren.
Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (España & más, 6e jaargang, juli – september 2016) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Carlijn Teeven