Huesca lijkt hetzelfde lot beschoten als de hoogste berg van deze regio, de Monte Perdido. Een verloren bestaan tussen Catalonië en Baskenland. Maar Spaanse en Franse toeristen bezoeken de regio graag om er te wandelen, te skiën eeuwenoude cultuur op te snuiven en steeds vaker ook vanwege de gastronomische hoogtepunten.
Huesca is toeristisch gezien nog onontgonnen terrein, maar dat is eigenlijk alleen maar een grote pre. Deze door de Pyreneeën van Frankrijk gescheiden provincie heeft alle ingrediënten voor een heerlijke vakantie vol avontuur, cultuur en gastronomische verwennerij. Huesca is iets groter dan Vlaanderen maar met 225.000 inwoners zeer dun bevolkt. In het majestueus uitgestrekte landschap vol aardkleuren, albast en kalksteen, met als hoogtepunt de Monte Perdido, kun je dan ook gemakkelijk verdwalen.
Lees ook: De 10 mooiste Spaanse dorpen
Grote diversiteit
De Pyreneeën zorgen voor een ruig landschap en rond de hoofdstad Huesca ligt een uitgestrekte vallei, een van de grootste van Europa. Dankzij de voortreffelijke combinatie van relatief koele berglucht met Spaanse zonkracht, is het landschap enorm gevarieerd. Overal staan olijfbomen, wijnranken en prachtige oleanders. In een paar uur rijden kom je in totaal verschillende landschappen: ruige bergen, waar wandelaars en vogelkijkers met rugzakjes zich in hun element voelen in de frisse berglucht; woeste rivieren waar je geweldig kunt raften en kanoën; eindeloze wijngaarden met routes langs prachtige bodegas en proeverijen. Tussendoor vind je overal de schelpjes die bedevaartgangers op weg helpen naar Santiago de Compostela. In de winter zijn er ten slotte volop skipistes en andere goede wintersportmogelijkheden.
Boerenkeuken en toprestaurants
Van oudsher staat Huesca en de rest van de regio Aragón niet bepaald bekend om zijn exquise gerechten. Integendeel: in alle handboeken wordt de keuken afgedaan als boers en simpel. Sommigen noemen het vriendelijker ‘bourgondisch’. De traditioneel belangrijkste specialiteiten zijn wild zwijn, jabalí, uiteraard afkomstig uit de Pyreneeën en ternasco de Aragón, zuiglam. Dit is speciaal omdat de schapen zich op de berghellingen voeden met geurige kruiden en de lammetjes dus ook heerlijk geurende melk te drinken krijgen. Verder is de migas bekend, in blokjes gesneden oud brood met wat knoflook gebakken in reuzel en soms voorzien van wat spekjes of flintertjes chorizo. Inderdaad nogal simpel, maar daarom niet minder lekker.
Huesca sluit zich echter aan bij de gastronomische ontwikkeling in de rest van Spanje. Inmiddels zijn er in een stadje als Huesca met 55.000 inwoners, maar liefst twee restaurants met een Michelinster. Eigenlijk is een van de twee de ster pasgeleden kwijtgeraakt, maar volgens ingewijden is dat vooral een kwestie van niet ter zake doende uiterlijkheden. Tijd voor revanche, vindt de kok van restaurant Lillas Pastia, die een bijzonder menu serveert, met delicate amuses, een hoofdgerecht met truffel – Huesca is ook nog een van de schaarse gebieden waar truffel wordt gevonden -, fantastische kazen en heerlijke toetjes. Niet duur, voor ruwweg dertig euro heb je een uitstekend menu, inclusief een rijpe, rode crianza.
Lees ook: Aragón: fietsen door het paradijs
Heerlijke kunststukjes
In een merkwaardig straatje, een typische Vinex-wijk eigenlijk, beetje burgerlijk, gordijnen dicht, bevindt zich het andere restaurant in Huesca met een ster, Las Torres, waar de gastheer vanavond zelf serveert. De nouvelle cuisine heeft hier een mooi huwelijk gesloten met de traditionele Aragonese keuken: de heerlijke hapjes zijn prachtig om te zien en ware kunststukjes van kleur, geur en aroma, begeleid door een uitstekende rode wijn. Een aanrader als je een keer echt bijzonder wilt eten en eens iets anders wilt dan migas, wild zwijn of zuiglam.
Trouwens, ook voor de visliefhebber valt hier voldoende te genieten. Overal wordt verse vis geserveerd, forel en kabeljauw en zelfs steur uit de rivier de Cinca, maar ook garnalen en inktvis zijn volop te krijgen, alles bereid met een bijzondere mengeling van zoete, geurige, nootachtige kruiden uit de regio. Veel wilde kamille, tijm in vele varianten en hele sterke oregano. Het lekkerst zijn de tomates rosas uit de streek: een soort die nergens anders groeit: aromatisch, met een perfecte verhouding tussen zoet en zuur en heerlijk sappig. Ik kon me niet meer inhouden en bleef opscheppen… Opvallend is de trots van mensen op het voedsel uit hun streek: of het nu om olijfolie, wijn of tomaten gaat, iedereen praat enthousi- ast over al het moois wat er groeit en bloeit.
Imposante bodega
Ook de wijncultuur in Huesca is flink in opmars, vooral in de Somontano, een gebied met een prima klimaat voor de druiventeelt. Samen met Miguel Ángel Campo bezoeken we enkele bodegas. Miguel Ángel woont al bijna 25 jaar in Amsterdam, maar is opgegroeid in een dorpje in de Pyreneeën en brengt er nog steeds iedere zomer een paar maanden door. Zijn huis in het dorpje Biniesis is verbouwd in traditionele stijl en runt hij nu als bed & breakfast, Casa Campo. Met grote geestdrift vertelt hij over de geschiedenis, de cultuur, de gastronomie en de wijnen van Aragón.
We bezoeken twee van de vele tientallen bodegas, die radicaal van elkaar verschillen. De eerste dag gaan we op bezoek bij een traditionele wijnkelder, de Bodegas Lalanne. Een familiebedrijf dat al zes generaties overgaat van vader op zoon of in dit geval van vader op dochter. De jongste telg Leonora leidt ons rond onder toeziend oog van haar vader die trots knikt als hij ziet dat de bezoekers enthousiast reageren op haar verhaal. De familie heeft landerijen in de buurt van Barrastro en woont in een schitterend landhuis met een prachtige binnentuin. Alles ademt geschiedenis in de imposante bodega: de eeuwenoude eikenhouten vaten, de enorme koele kelders, de portretten van de voorouders en het kleine museum, waar nog een ouderwetse wijnpers te zien is. De wijn is gemaakt van een variëteit aan druiven en smaakt uitstekend: witte wijn die niet te droog is, maar een spannende mix van fris en fruitig; de rode is vol en rijp, zonder zwaar te worden. We worden gastvrij ontvangen met een heerlijke maaltijd, waarin zuiglam, de beroemde ternasco de Aragón, het hoofdgerecht vormt.
Lees ook: 10 x wijnbodega’s bezoeken in Ribera del Duero
Science fiction film
Een bezoek aan bodega Irius is een vervreemdende ervaring. Middenin dat prachtige Spaanse landschap met ruige bergen op de achtergrond en tussen uitgestrekte wijngaarden ligt de futuristisch ogende wijnkelder Irius. Alles in staal en glas, een architectonisch wonder van negentig miljoen euro. Adembenemend, het lijkt wel een science fiction film. Het contrast met de andere bodega is groot: eeuwenoude tradities versus moderne vormgeving; oud geld versus nieuw geld; familiebedrijf versus kapitalisme van nu. Binnen is het al even supersonisch: enorme zalen vol eikenhouten vaten – dat dan weer wel, iets beters om wijn te bewaren is nog niet voorhanden – op tempera- tuur gehouden door een ultramodern koelsysteem dat ervoor zorgt dat het kwik nergens boven de vijftien graden uitkomt.
Bijna alles gebeurt automatisch met ingenieuze, speciaal ontworpen machines die ervoor zorgen dat de vaten op de goede plek terechtkomen. Alles is uitgekiend, ook de educatieve ruimte, waar groepen les krijgen in wijn proeven. De bodega blijkt opgezet door de eigenaar van de loteria in Barcelona, waar kennelijk goed geld verdiend wordt. Eenmaal buiten loop ik even een stukje opzij van de ruim aangelegde parkeerplaats, waar zowaar heuse druiven groeien. Ik voel even aan de blaadjes, ze zijn nog klein, maar echt. De aarde is rood, de hemel blauw. Het is zo’n imposant gebouw en zo’n futuristisch bedrijf dat het een hele geruststelling is dat hier echte druiven groeien. Alsof je verwacht dat ze van plastic zijn of tenminste kunstmatig gemanipuleerd.
Eeuwenoude cultuur en spectaculaire natuur
Huesca heeft een rijke geschiedenis en overal getuigen daar nog bijzondere kerken, kloosters en kastelen van. In het sfeervolle skistadje Jaca, dat in 1035 de eerste hoofdstad van het koninkrijk Aragón werd, staat een van de oudste kerken van Spanje. Van buiten is deze 11e-eeuwse kathedraal romaans, maar er is later nogal wat bijgebouwd in andere stijlen. Iets ten westen van Jaca ligt het Monasterio de San Juan de la Peña. Er zijn eigenlijk twee monasterios: het nieuwe uit de 18e eeuw, helemaal boven op de berg, met een mooie barokke gevel, een bijzondere tentoonstelling en dure, maar zeer chique hotelkamers. Het andere is het oude klooster, verborgen in de rotsen – Peña betekent rots – waar alleen rondleidingen met een gids mogelijk zijn.
Vooral doen en vragen naar Rosa, want zij vertelt zo spannend over de oude tijden dat we aan haar lippen hangen. Al in de tiende eeuw is hier een kerk gemaakt die schuilgaat onder de rotsen: twee apsissen en wat muurschilderingen getuigen nog van pre-romaanse tijden. Vlak daarboven zijn prachtige zuilen te zien, met goed bewaarde kapitelen, door een onbekende kunstenaar gemaakt, die ‘de meester van San Juan de la Peña’ wordt genoemd. Door de eeuwenlange aanwezigheid van de Moren in Huesca zijn er ook veel Arabische invloeden te vinden in de schilderkunst en de architectuur.
Een bezoek aan steden als Huesca en Jaca is prima te combineren met een sportief intermezzo, zowel in de zomer als in de winter. Het Nationaal Park van Ordesa en Monte Perdido, beschermd sinds 1918, is het oudste nationale park van Spanje. Spectaculair zijn de canyons, de gletsjerdalen en de snelstromende rivieren met watervallen. Kale kalksteenrotsen worden afgewisseld met uitgestrekte bossen. Absoluut hoogtepunt is de 3355 hoge Monte Perdido (letterlijk de Verloren Berg), het hoogste kalksteenmassief van Europa. Neem hier wel je verrekijker mee, want als je het treft kun je hier nog lammergieren spotten
Lees ook: Onondekt Spanje: De mooiste routes
Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (Steden & routes, 1e jaargang, oktober – november 2011) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Margriet Prinssen