Als er één stad in Spanje is die je gezien moet hebben, dan is dat Granada, zei Ernest Hemingway ooit. Granada is een inspiratiebron voor veel kunstenaars. Dichter en toneelschrijver Lorca, die hier jaren woonde, zei zelfs: Als ik niet was geboren nabij Granada, zou ik nooit Bodas de sangre hebben kunnen schrijven. Wat wil je ook? Een stad waar je steeds weer verrassende uitzichten hebt op het Alhambra en de Sierra Nevada en waar het islamitische verleden nog tastbaar is.
Lees ook: Top 10 beste hotels in Granada
Zodra ik Granada binnenkom, vallen me de graffiti kunstwerken op, overal in de stad. Van oudsher heeft Granada als een magneet gewerkt op kunstenaars, reizigers en schrijvers. Zoals Washington Irving, die in het Alhambra woonde en in 1832 Tales of the Alhambra schreef. Nog steeds heeft de universiteitsstad een mysterieuze aantrekkingskracht als ik zie hoeveel hippies, rasta’s en straatmuzikanten hier rondlopen. Bij de mirador Placeta de Carvajales ontmoet ik een groepje jongens die de nacht hebben doorgefeest. Zij beweren descendientes del viejo punk (afstammelingen van de oude punk) te zijn en vertellen dat er veel alternatievelingen wonen in het bos nabij de stad en in de grotten in de kloofwand van de Darro die door de stad stroomt. En anders wel in de grotten in de bergen in de directe omgeving.
Spirituele moslimwijk
Granada is een stad die je loom lopend moet absorberen om voluit van de architectuur te
kunnen genieten. De mengelmoes aan bouwstijlen vertelt veel over het sociale, religieuze en culturele verleden. Er zijn gebouwen uit alle tijdperken. Oud, maar allerminst doods. Een groepje flamencozangers baant zich een weg naar een optreden, en individuele muzikanten en schilders zie je overal. Wandelend door de steile steegjes met witgekalkte huisjes in de labyrintische wijk Albaicín waan ik me in tijden dat de moslims het hier voor het zeggen hadden. Hier woonden vroeger de ambachtslieden en de adel. Zes eeuwen geleden stonden er zo’n dertig moskeeën in deze buurt, die terecht op de werelderfgoedlijst van de UNESCO prijkt. Op de fundamenten van die moskeeën staan nu kerken en kloosters. Vanuit hun ramen hebben ze uitzicht op het Alhambra. Je kunt het slechter treffen. De stille steegjes van de Moorse wijk stralen nog steeds een vredige rust uit. Ze hebben onmiskenbaar iets spiritueels, ondanks de drommen toeristen die zich door de straten wurmen om bij de mirador San Nicolás te komen. In vroeger tijden wemelde het hier ook van de badhuizen. Een ervan is nog steeds te bezichtigen. El Bañuelo – een gerestaureerde hamam uit de elfde eeuw – was voor de moslims de plek om te relaxen en te netwerken.
Echte tapas in Granada
Het echte leven in Granada speelt zich echter niet in Albaicín af, maar in de omringende
wijken. Bewoners gebruiken de siësta voor een uitgebreide lunch of wat tapas. Op een patio met rozen in terracotta potten bestel ik een glas wijn. Terwijl de barman mijn glas neerzet én een hapje van tonijn in olijfolie met een forse snuif zeezout zegt hij resoluut: ‘Als je elders in Spanje voor een tapa moet betalen, weet je dat het geen tapas zijn, maar raciones. Alleen in Granada, Almería en Jaén zijn tapas gratis.’ En heel belangrijk: de kok, en niet de klant, bepaalt welke tapas er op tafel komen.
Bij mijn tweede glas serveert hij een cactusvijg, rijkelijk met amandelen bestrooid. Ik adem de sfeer van de stad, proef de zoete gerechten uit de kloosters, ik ben tenslotte in Granada, en geef me vervolgens net als iedereen over aan het Alhambra om me te laten betoveren.
De robijn: het Alhambra
Na zijn nederlaag in 1492 liet sultan Boabdil een schitterend domein aan de christenen na. Vandaag is het Alhambra een van de mooiste visitekaartjes van Spanje. Maar laten we bij het begin beginnen. In de achtste eeuw veroverden de Arabieren Spanje, op een klein deel in het noorden na. De eerste sultan liet in de dertiende eeuw het Alhambra bouwen, genoemd naar de roodachtige gloed van de stenen. Het bestaat uit een medina, paleizen en een fortificatie met een kasteel en torens om de stad te verdedigen. De stad is gebouwd op het hoogste punt in het landschap en torent vrijwel verticaal uit boven de rivier de Darro, die Granada doorsnijdt. Dichters noemen het Alhambra wel de ‘kroon op Granada’ of de ‘robijn in de kroon’.
Sprookjespaleis
Lopend door het Alhambra verbleken alle andere monumenten in de stad. Ondanks de achthonderd andere toeristen, het maximum dat per dagdeel naar binnen mag. Toegegeven: de gidsjes hebben gelijk. In het Alhambra waan je je in Duizend-en-een-nacht. In de Leeuwenzaal van het paleis lijken de zuilen een bos van palmbomen en is de leeuwenfontein een oase in een woestijn van marmer. Het is niet moeilijk om je in de mysterieuze vertrekken voor te stellen hoe hier een harem, soldaten, geestelijken, de hofhouding en prinsessen rondliepen. Onder de onwaarschijnlijk fraai bewerkte plafondkoepels – vol sterrenhemels – zaten de sultans en koningen op kussens. Door de lage ramen keken ze uit over de Sierra Nevada. Of wellicht staarden ze naar de rijke decoraties op de zuilen, de muren en de plafonds. Of luisterden ze naar het klaterende water op de patio’s, terwijl ze de geur van bloeiende planten opsnoven.
In het voetspoor van Boabdil
Urenlang ga ik de ene koninklijke residentie in, de andere uit, wandelend over paden, gelegd in mozaïeken, paden die door de mooiste tuinen van Spanje voeren: rozentuinen, hangende tuinen en moestuinen. Pergola’s, geschoren cipressen en bloeiende judasbomen zijn vaste onderdelen. Overal is water: nu eens een klaterende beek, dan weer een stille vijver die de omgeving weerspiegelt. Een versje verwoordt de pracht van het Alhambra in één zin: Dale limosna, mujer, que no hay en la vida nada como la pena de ser ciego en Granada (‘Geef ’m een aalmoes, vrouw, want niets is zo erg als blind zijn in Granada’). Ik sluit af met de wandeling die de laatste Moorse koning, Boabdil, in 1492 maakte. Hij ging voorgoed de poort van het Alhambra uit, keek nog één keer naar het panorama van de agrarische velden en de Sierra Nevada en liep de steile helling af naar beneden. Dan kom ik op het punt waar Boabdil de sleutel aan de christelijke heersers overhandigde en zijn stad voor altijd adiós moest zeggen. Op weg naar de kust zou zijn moeder later zeggen: ‘Huil maar als een vrouw om wat je als man niet hebt kunnen verdedigen’.
Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (nummer 1, jaargang 2014) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Karin Anema.
Oefen je Spaans met deze samenvatting over Granada.
Uitgaan
Granada is een populaire studentenstad en je kunt hier 24/7 terecht in honderden bars, restaurants en clubs. in Albaicín zijn verschillende charmante theehuisjes en kun je romantisch tafelen met uitzicht op het Alhambra. in de avonduren zit je ook goed rond de straten van het Plaza de los Lobos, Homo de Abad en Pedro Antonio de Alarcón. Het Plaza Nueva en de Paseo de los Tristes zitten in de zomer vol met sangria nippende toeristen en stadsbewoners.
Entree Alhambra en badhuis
Om teleurstelling te voorkomen kun je het best van tevoren tickets bestellen. Delen van het Alhambra zijn overigens gratis te bezoeken. En wat is er leuker dan in de stad van de Moren naar een Moors badhuis gaan? Voor €36 kun je badderen en krijg je een massage in Hammam El Andalus. informatie: www. hammamelandalus.com.
Lokale kost
Als je toch in Granada bent, probeer dan de streekgerechten eens. Stoofgerechten staan hier veel op de kaart, zoals olla de San Antón. Stevige kost, met bonen, varkenskop en varkensoren! iets lichter, maar ook alleen voor jnproevers, is tortilla del Sacromonte, omelet met lams- of varkens- vlees. En vergeet vooral niet om er een lekkere wijn uit de streek bij te drinken.
Oude bazaar
In Granada kun je heerlijk winkelen. Ga zeker even kijken in de Alcaicería, de oude Arabische bazaar vlak bij de kathedraal. Hier waren vroeger honderden Arabische winkeltjes. Nu is er alleen nog een straat over waar je onder andere hippiekleding, aardewerk en bijzondere lampen kunt kopen. Het is ook de favoriete plek van zakkenrollers, dus wees op je hoede.