De ongeveer 100 kilometer van Bilbao naar San Sebastián overbrug je met de auto in dik een uur. De hogesnelheidstrein doet het in 38 minuten. Wij kiezen echter voor de Euskotren, die een kleine drie uur nodig heeft om de grootste met de rijkste Baskische stad te verbinden. Tussen de lokale bevolking genieten we van het langs glijdende landschap.
Bij een trage trein op een smalspoor denken we vooraf aan een gedateerd voertuig met nauwe gangpaden en krappe zitplaatsen. Op het perron van het Atxuri-station van Bilbao ontluikt echter het tegenovergestelde beeld: een hypermoderne trein met ruim en comfortabel interieur staat ons op te wachten. ‘Donostia’ staat als eindbestemming aangegeven: de Baskische naam voor San Sebastián.
Vanuit de trein krijgen we een ander beeld van Bilbao dan vanaf de rivier in de binnenstad. Veel mensen uit de dorpen trokken naar de grote stad. Het dal van Bilbao bood weinig ruimte: dus zijn de flatgebouwen buiten het centrum hoog en dicht tegen elkaar aan gebouwd. Eigenlijk is de Euskotren hier een soort metrolijntje, want een rij van stations volgt met stromen in- en uitstappende passagiers. Spanjaarden in het openbaar vervoer, dat is altijd een gekakel met hoog volume. Het lijkt of iedereen in ons rijtuig elkaar kent, want in rap tempo worden de nieuwtjes uitgewisseld.
De Río Ibaizábal versmalt bij iedere bocht, maar de stroom wordt wel steeds wilder. De Eukotren volgt trouw de rivier. Als de ramen open zouden kunnen, hadden we bijna het water kunnen aanraken. Achter de vensters aan de andere kant schiet regelmatig bebouwing voorbij. We rijden als het ware door de achtertuinen. Het wasgoed aan de lijnen maakt een ritmisch dansje door de luchtverplaatsing van de trein.
Afscheid van de Ibaizábal
Bij het oude stadje Durango nemen we, onder het wakend oog van de 1331 meter hoge huisberg Anboto, afscheid van de Ibaizábal. Al snel heeft de Euskotren een nieuwe stroom te pakken. Deze keer volgen we de Río Deba naar de zee. Na Durango lijken we door een soort niemands- land te treinen. We hebben het hele rijtuig voor ons alleen, maar eenmaal in de buurt van de kust stromen de passagiers weer toe, die de trein bijna allemaal in de badplaats Deba weer verlaten.
De Euskotren is er duidelijk voor de korte afstanden en dus stappen er voortdurend nieuwe medepassagiers in. We krijgen kort de grillige kust te zien, maar al snel duikt het smalle spoor weer het binnenland in. De treinen zijn nieuw, maar de sporen zijn oud. Het regelmatige geschommel herinnert ons daaraan.
Even uitstappen in Zumaia
We zijn op de trage toer, hebben alle tijd van de wereld. In Zumaia zijn de steenklomp van de San Pedrokerk en het samenvloeien van de rivieren Urrola en Narrodo een uitstekende reden om uit te stappen. Zumaia, met zijn oneffen bestrating, was het werkterrein van de schilder van religieuze afbeeldingen Ignacio Zuloaga. In het naar hem genoemde museum hangen ook werken van Goya, El Greco, en van Zubarán, voor wie de mooiste Andalusische vrouwen in de rij stonden om vereeuwigd te worden als vrouwelijke heilige.
Hoogtepunt van Zumaia is het uitzicht over de lange reeks doorlopende gesteentelagen aan de kust, een natuurkunstwerk geschapen door vele miljoenen jaren beukende branding. Dan gaat het geboemel weer verder. Een medereiziger ziet dat we naar de wijnranken tegen de helling kijken: ‘Txakoli original,’ zegt hij vol trots. ‘De warme wind van de zee geeft onze witte streekwijn een lichte tinteling. Geen cava, maar je voelt de prikkeling op je tong.’ ‘Donostia, eindpunt van deze trein,’ galmt het door de speakers. Onze reis door de wereld der traagheid is voorbij. Tijd voor het mondaine leven en gastronomie mét txakoli.
Pintxos maken in San Sebastián
De meeste bezoekers van San Sebastián gaan op txikiteo: een toer langs de rij bars in de oude stad, maar wij maken onze eigen pintxos tijdens een workshop van Gabriella Ranelli. Bij de Mercado de la Bretxa wacht ze ons op: ‘We gaan eerst inkopen doen.’ Gabriella schijnt iedereen hier te kennen en keurt de aangeboden champignons en kruiden zorgvuldig.
Voor de rijkdom der zee dalen we af naar de ondergrondse vismarkt. Normaal gesproken ruik je een vismarkt al op afstand, maar hier valt geen geur te bespeuren. ‘De vis hier komt zo uit de zee en wordt nog dezelfde dag verkocht,’ geeft onze docent aan. Wat gebeurt er met de vis die overblijft? ‘Deze handelaren kennen hun markt goed. Er blijft gewoon niets over!’ De workshop bestaat uit hakken, snijden, mixen, kruiden, roeren en bakken, waarna we het resultaat proeven met een glas txakoli. Eén pintxo springt eruit: langostinos erizados: gefrituurde garnalen met een laagje meel, ei en dunne vermicelli. Knapperig en smaakvol.
Lees meer: Annemart tip: ‘In Bilbao is het altijd etenstijd
Sidrerías de Gipuzkoa
Eten en drinken doen de inwoners van San Sebastián niet alleen ín de stad. Zeer populair is een bezoek aan een sidrería, een ciderhuis, in de heuvels eromheen. Deze streek staat bekend om de appels. In januari is de cider van de oogst van het jaar ervoor uitgegist en komt de eerste cider van het vat, aangekondigd door de over de heuvels galmende kreet Tzotx!. Massaal laten de Basken hun glazen direct uit het vat vullen om de jonge cider te keuren. Vanaf april komt de cider uitsluitend uit de fles.
Rond het dorp Astigarraga zijn maar liefst dertien traditionele sidrerías. Wij kiezen voor Lizeaga. De inrichting is simpel, met ruwe natuursteen en dikke gelakte houten tafels met lange banken. Langs de wanden liggen de robuuste vaten. Een menu is er niet. Je eet hier wat de pot schaft. Als entree komt brood met chorizo op tafel. Vervolgens een smakelijke tortilla de bacalao: omelet gevuld met kabeljauw. Het hoofdgerecht bestaat uit grote stuk- ken gegrild rundvlees aan het been. Individuele borden horen niet in een sidrería. Ieder eet vanaf de gezamenlijke schotel. Een cidersommelier helpt bij het kiezen van de juiste cider bij ieder gerecht. Een heerlijke afsluiting in Baskische stijl van onze reis!
Bilbao in het kort
Bilbao was tot de jaren tachtig een verpauperde stapelstad. een ambitieus plan zou het aangezicht totaal veranderen. Meer dan een kwart van de bewoners vertrok naar de kust. Boegbeeld van deze gedaanteverandering is natuurlijk het Guggenheim Museum aan de ría de Bilbao, maar Bilbao biedt veel meer.
Dat begint al op het vliegveld. een speels ontwerp van Santiago Calatrava gaf het luchthavengebouw de vorm van een vogel met een reuzensnavel. Calatrava ontwierp ook de Zubizuri: de voetgangersbrug over de ría de Bilbao. Hij oogstte hiermee lof, maar ook veel kritiek. De architect uit Valencia is dol op transparantie. Lopend over de brug moest overal het water zichtbaar zijn, dus koos hij voor glazen tegels. Bilbao staat bekend als regenstad, maar zelfs bij een paar spatjes zijn die tegels al spekglad. Het regende schadeclaims van pijnlijk gevallen mensen. Bovendien zijn inmiddels al meer dan 300 tegels wegens barsten vervangen.
Lees ook: het Guggenheim in Bilbao
Met de stroom mee
Te voet verken je de stad het best. We volgen beide oevers van de ría de Bilbao met links de nieuwe en rechts de oude stad. Achter de grootste overdekte markt van Europa duiken we de siete Calles (zeven straatjes) en de Casco Viejo (oude stad) in. Gewoon met de stroom mee door het voetgangersgebied. Boven onze hoofden de ruime serres met sierlijke houten kozijnen, die aan de gevels lijken geplakt. N
og hoger gaat het met een lift naar de bovenstad, met uitzicht over de benedenstad. uren dolen we rond en het verveelt niet. De kunstig uitgestalde pintxos in de vele bars zijn onweerstaanbaar: een hapje en een copa en dan naar de volgende bar. na 21.00 uur zetten de restaurants hun krijtborden voor de deur. De camareros dekken de terrastafeltjes op het plaza de Miguel Unamuno. Xabier schiet ons aan: ’in Bilbao mag je een bacalao al la vizcaína (kabeljauw met rode peper) niet voorbijlopen.’ Een gouden tip na onze stadswandeling.
Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (España & más nummer 1, jaargang 2015) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Bart Sitters.