Op een kronkelende landtong langs de ruige Spaanse noordkust ligt La Coruña, de geboorteplaats van Zara, het wereldberoemde Spaanse kledingconcern. Maar La Coruña is meer dan prêt-à-porter. De stad heeft een charmant historisch centrum met fraaie galerías langs de kade. Grote plus zijn ook de stadsstranden, de talrijke musea en de mooie boulevard die van het centrum naar de altijd winderige kaap voert. Natuurlijk eten we pulpo, we zijn immers in Galicië.

Verscholen in het noorden van Spanje, op zo’n duizend kilometer van de Pyreneeën, ligt de havenstad La Coruña, na Vigo de tweede stad van Galicië. De 220.000 inwoners leven grotendeels op elkaar gepropt op een landtong die op het smalste deel nog geen vijfhonderd meter is. Dat maakt La Coruña tot een van de dichtstbevolkte steden van Spanje. Als bezoeker merk je daar echter weinig van in een stad met bijna veertien kilometer boulevard langs die enorme Atlantische Oceaan.

Lees ook: De wonderen van Galicië

Karakteristiek

Bij aankomst valt het je meteen op. Die ramen! De zogenoemde galerías, erkerramen omgeven door veelal witte kozijnen met geïntegreerde balkons, geven La Coruña zijn karakteristieke uiterlijk. Overal in de stad zie je ze. Een traktatie voor het oog van architectuurliefhebbers. Anderhalve eeuw geleden begonnen de stadsbewoners hun balkons af te sluiten door een eenvoudige constructie van hout en glas. Zo probeerden ze het hoofd te bieden aan de grillen van een klimaatsverandering. Door wisselende oceaanstromingen daalde de temperatuur in de stad in de loop van de negentiende eeuw met enkele graden. De galerías zorgden in de winter voor warmte en werden in de zomer van binnenuit afgesloten, zodat de hitte wegbleef. Duurzaam energiebeheer noemen we dat nu.

¡Buen provecho!

Het eten is hier voortreffelijk. Althans als je van vis en zeevruchten houdt, de belangrijkste pijlers van de Galicische keuken. In een van de calles de los vinos in het centrum, dé straatjes voor barretjes, mesones – goedkope restaurants – en bodega’s, strijken we neer bij een echt Spaans tentje zonder opsmuk. Hier eten we ons eerste bordje pulpo, gekookte inktvis bestrooid met zout en paprikapoeder en geserveerd op een houten bord. Waarom dat is? Daar heeft de Galiciër zelf ook geen helder antwoord op. ‘Misschien komt de smaak dan beter tot z’n recht’, oppert onze ober. Voor ons is bij het proeven in ieder geval meteen duidelijk waarom Galicië bekendstaat om zijn pulpo. We doen ons verder tegoed aan gefrituurde inktvisringen, zamboriñas (bonte mantels) en berberechos (kokkelachtige schelpen) die zo uit zee op tafel komen. Begrijpelijk dat Spanjaarden je ¡buen provecho! wensen als je in Galicië op vakantie gaat. Als culifanaat mag je de vismarkt niet overslaan.

Het is weliswaar geen middeleeuwse marktplaats of architectonisch hoogstandje, maar je bent hier ten slotte voor de vis. En die zul je krijgen. In alle soorten en vooral maten. Paula laat ons kennismaken met de delicatesse percebes, die vandaag voor vijftig euro per kilo over de toonbank gaat. En Sonia graait even verderop in een bak vol inktvis en mompelt ‘er zat er eentje bij van vijf kilo’, om vervolgens trots met de ‘vangst‘ te poseren. Niet veel later zitten we bij Alborada, het enige restaurant in La Coruña met een Michelinster. De zaak loopt vol en we spotten de trainer van Deportivo La Coruña, de trots van de stad sinds de club zich een paar jaar geleden naar de eerste divisie van de Spaanse Liga wist te schoppen. Ook hier staat vis op het menu, maar dan in avantgardistische verpakking. Stiekem vinden we de gerechten in de simpele Galicische bar van de vorige avond net zo lekker.

Poseren voor Picasso

La Coruña bevat nog veel meer ingrediënten die het tot een fijne bestemming maken. Vooral de combinatie stad met musea, winkels, restaurants en natuur spreekt tot de verbeelding.
In de eerste categorie vinden we het piepkleine Picassomuseum. Hier woonde de beroemdste Spaanse schilder aan het prille begin van zijn carrière. Hij schilderde er lokale daklozen in ruil voor een maaltijd. De artikelen die naar aanleiding van zijn eerste exposities in de lokale krant La Voz de Galicia verschenen, zijn amusant leesvoer voor de Spaanssprekende bezoeker. Opzienbarende werken hangen er niet. Wel krijg je een kijkje aan de binnenkant van een galería cadeau. En staat daar nou een ouderwetse wc-pot? Grappig detail: hier deed Pablo als tiener dus zijn behoeften. Het Picassomuseum is gratis toegankelijk en dat geldt ook voor een hele trits andere musea in de stad zoals het Militair Museum, het Museum voor Hedendaagse Kunst en het Huis van María Pita, de beroemdste Coruñesa aller tijden. De legende gaat dat zij de stad moedig verdedigde toen de bevolking zich gedwongen zag het op te nemen tegen de Engelse Armada onder bevel van admiraal Sir Francis Drake in 1589.

Heldin van de stad

We komen María Pita weer tegen op het indrukwekkende plein dat haar naam draagt. Hier staat ze fier uitgebeeld tegenover het pompeuze stadhuis. Aan de ene kant van het plein ligt het middeleeuwse La Coruña met onder meer de Santiagokerk, het oudste gebedshuis in de stad. Op het María Pita plein begint de Camino Inglés, onderdeel van een van de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela. Britse gelovigen meerden aan in de haven van de Galicische stad om hun bedevaart over land te vervolgen. Andere belangrijke bezienswaardigheden zijn het klooster van Santa Bárbara en de romantische Jardín de San Carlos waar de Britse generaal Sir John Moore begraven ligt. Weer terug langs de sculptuur van María Pita steken we het plein over naar het 19e-eeuwse deel van de stad, Ensanche met een aantal puike cafés en hippe winkels. Opvallend is vooral het grote aantal tentjes met chocoladespecialiteiten, van bonbons tot voortreffelijke chocolademelk. De Gallego’s weten wel wat genieten is! Natuurlijk is hier ook de allereerste Zara-shop, want dit is de stad waar het allemaal begon. Amanci Ortega, die een prachtig pand langs de kade bezit, bouwde zijn imperium vanuit La Coruña op. En hoewel de provinciestad niet vaak genoemd wordt in het rijtje van steden waar het modernisme, jugendstil en art nouveau werden omarmd, past La Coruña prima in die reeks. Er zijn talloze fraaie panden met die heerlijke uitbundige bouwstijl. Naar boven turend zie je ook opeens dat de galerías een passend element zijn in de stedelijke architectuur.

Woeste kaap

Tijd om het andere gezicht van La Coruña te ontdekken. Wij nemen de auto, maar de fiets of de toeristische tram, een karakteristiek exemplaar dat het stadsbestuur uit Lissabon liet komen, zijn betere opties. We laten de binnenhaven van de stad achter ons en rijden langs de kilometerslange boulevard naar de punt van de kaap. Opvallend zijn de roodgekleurde farolas, lantaarns, gedecoreerd met keramieken visafbeeldingen. Daar doemt al snel het symbool van La Coruña op, de Herculestoren. De oudste nog functionerende vuurtoren ter wereld werd gebouwd door de Romeinen, die de stad waarschijnlijk zijn naam gaven.

Acrunia is Latijn voor schiereiland. De toren steekt fier uit boven een uitgestrekt groen en heuvelachtig veld met daarachter die vaak woeste zee. We klimmen naar boven en worden beloond met een prachtig uitzicht op de rotsen, de golven, de stad en de oceaan. Onze haren wapperen in de wind terwijl de zon ons gezicht verwarmt.

Bofkonten

De boulevard loopt verder langs het Domus, ’s werelds allereerste interactieve museum over de mens. Het gebouw werd ontworpen door de bekende Japanse architect Arata Isozaki. Je kunt hier uren zoet zijn met alle proefjes. Het bijbehorende restaurant heeft veel stijl en een prachtig uitzicht op het naastgelegen stadsstrand en de kantoorflats. Wat een bofkonten werken daar! Je kunt hier na kantoortijd zo je pak en stropdas verruilen voor een zwembroek of bikini en de golven induiken! En als het wat frisser is ren je naar de kaap. Nadat we in het Domus onze hersenkracht hebben getest en ons geheugen op de proef is gesteld, rijden we richting de Monte de San Pedro. Deze appelgroene stadsberg is een oase van rust in de toch al zo gemoedelijke stad. We passeren fietsers, hardlopers en wandelaars die hun middag afsluiten met een tochtje langs zee. We stoppen bij een aanlegplaats voor kleine houten vissersboten. Hier ligt ook het eenvoudige café-restaurant O Portiño, met een fantastisch uitzicht.

Dit is dé plek waar stadsbewoners loungen op zwoele zomeravonden. Vanaf de parkeerplaats op de Monte de San Pedro heb je uitzicht over de stad en krijg je een goed beeld van de landengte waarop deze is gebouwd. In het panoramische vergezicht duikt ook de Herculestoren weer op. Die is ineens wel heel klein vanaf dit punt. De Monte de San Pedro was vanuit strategisch oogpunt een belangrijke plek voor La Coruña, omdat niet alleen de stad, maar ook de zee te zien is. Vandaar dat de plek lange tijd dienstdeed als militaire basis. Nu is het een goed onderhouden stadspark, bij uitstek geschikt voor een picknick of een romantisch avondje. 

Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (España & más nummer 4, jaargang 2011) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Annebeth Vis.

Over de auteur:
Annebeth Vis kwam in 2002 naar Barcelona voor haar studie en bleef er – heel cliché – hangen. De afgelopen jaren woonde ze in verschillende wijken en schreef ze talloze reportages, online artikelen en reisgidsen over ‘haar stad’. Ze heeft nog altijd geen genoeg van het modernisme, tapas, het strand en de fantastische bekende en minder bekende plekken in de Catalaanse hoofdstad.

Hoe kom je er?

La Coruña ligt in de buurt van Santiago de Compostela en een bezoek laat zich goed combineren met Pontevedra, Vigo en Oporto. Volop mogelijkheden dus voor een zelf samengestelde fly & drive. De Spaanse lowcost luchtvaartmaatschappij Vueling vliegt vanaf Amsterdam direct naar La Coruña.

Slapen

In de buurt van La Coruña kun je fijn overnachten in het landelijke hotel Casa Grande Fontao, www. casagrandefontao.com. In de stad zelf is Hesperia Finisterre een goede deal. Dit vijfsterrencomplex is minder persoonlijk, maar wel van alle gemakken voorzien en het hotel ligt op loopafstand van het centrum. www.hesperia.es

Eten

Alborada kreeg eind vorig jaar de eerste Michelinster. Hier eet je verse vis in een modern jasje, maar er staan ook vlees en vegetarische gerechten op de kaart. Wil je tafelen in een elegante omgeving met uitzicht op het water, dan zit je hier goed. Een romantisch tentje in de oude binnenstad is Gaioso. Voor tapas, wijn of een Estrella Galicia zoek je een plekje in een van de ‘wijnstraten’, waaronder de calles Estrella, Barrera, Troncoso, Franja, Olmos en Galera. De beste pulpo aten we bij pulpeira O’Fiuza, een echte bar del barrio.

Taal

Het Galego, Galicisch voor ‘Galicisch’, is naast het Spaans de o ciële taal in Galicië en wordt door ruim driekwart van de bevolking gesproken. De taal doet denken aan zowel Spaans als Portugees en kenmerkt zich door de zangerige uitspraak. Dit geldt ook voor het Spaans dat de gallegos spreken.