Ver weg van spoor- en snelwegen herbergt het zuidoosten van Aragón het lieflijke paradijs Matarraña. Zo off the beaten track dat je er een halve dag over de mooiste route van Spanje kunt fietsen zonder een mens tegen te komen.
‘Hola, Garrie.’ Een kleine vrouw loopt me tegemoet en schuift met een routineneus gebaar haar oversized zonnebril van neus naar kruin. Ze geeft me twee luchtkussen en stelt zich voor: ‘Eli.’ We staan op een verlaten perron in Tortosa, een stadje aan de Ebro in het zuiden van Catalonië. Eli legt haar rechterhand op haar linker onderarm en bestudeert een eveneens buitenmaats horloge. Ze kijkt me schalks aan en zegt: ‘Je hebt me tot acht uur, wat wil je doen?’
Het is een zondagmiddag in november en de thermometer wijst 33 graden aan. Dat is zelfs hier het gesprek van de dag, al zijn op dit tijdstip de Spanjaarden in geen velden of wegen te bekennen. In haar Golf met sportvelgen – maar zonder airco – zoeven we met open ramen over de lege, perfect geasfalteerde T333, langs de uitlopers van de Cardó El Boix en Els Ports, de bergen die Catalonië en Aragón scheiden.
Lost world
Eli is vertegenwoordiger van de Comarca de Matarraña, een samenwerking van achttien Oost-Aragonese gemeenten verspreid over twee keer de oppervlakte van Texel in de provincie Teruel. De 8700 inwoners vinden hier rust en ruimte. Eigenlijk een wonder dat deze vruchtbare streek zo dunbevolkt is.
In de rivierdalen tieren perziken, amandelen, olijven en wijnranken welig. Met de gekartelde toppen van Els Ports als onverzettelijke bewakers voelt dit paradijselijke landschap met zijn milde klimaat als een lost world. Aan Eli de schone taak om Matarraña uit de vergetelheid te halen, want het land mag dan gul zijn, boeren is ook hier geen vetpot. Alle pijlen op het toerisme dus, bij voorkeur met eigen vervoer, want de minihoofdstad Valderrobres ligt 50 kilometer van de stations waar nog een trein stopt. Ooit had Valderrobres een eigen station aan het spoor dat Tortosa met Alcañiz verbond, maar daar rijden al veertig jaar geen treinen meer. Op de spoorbedding ligt nu een van de mooiste fietsroutes van Spanje, maar die bewaar ik voor morgen.
Río Matarraña
Eli is een van de 603 inwoners van Beceite. Beter gezegd: Beseit, want in deze hoek van Aragón is het Catalaans de bergen overgestoken, maar anders dan in Catalonië is er weinig politiek sentiment over wie wat spreekt. ‘We verstaan elkaar goed,’ zegt Eli, terwijl ze haar hand op blijft steken tegen dorpsgenoten die nieuwsgierig staren naar de lange man aan haar zijde.
Het kleine dorp heeft een paar oude papiermolens die beetje bij beetje worden opgeknapt en opvallend veel hotels. Niet voor dat ene mooie uitzicht op de Río Matarraña in het dorpshart, maar vooral voor de schitterende natuur op de hellingen van Els Ports. We lopen een stuk van de Desfiladero del Parrisal, een zijriviertje van de Matarraña, waar je over boomstammen en smalle paden of gewoon stroomopwaarts door het water omhoog klautert naar de vergezichten en gieren van de Moletes d ́Arañy (1228 meter). Eli plaatst haar ballerina’s behoedzaam tussen de scherpe keien, houdt plots de pas in en legt haar hand op mijn arm: ‘Cabra montés!’ Ze wijst, maar ik zie aanvankelijk niks. Dan ontwaar ik ze ook: twee kleine steenbokken op een boomtak. Nooit geweten dat ze zó goed kunnen klimmen.
Lees ook: Fietsen & wandelen, de mooiste routes door Spanje
Onstuitbare vooruitgang
Het is tijd voor een caña bij bar La Plaza in Valderrobres. Het miniplein is het enige vlakke stukje van het oude centrum. Op dit tijdstip is het er een drukte van belang. Opvallend veel nozems op knetterende scooters en dorpsbewoners die auto’s behendig door de middeleeuwse straatjes sturen. Eli ziet mijn frons en zegt: ‘Het is al zo vaak geprobeerd om deze kant van de brug autovrij te maken, maar niemand heeft zin om de steile straatjes te voet te doen.’ Een ironische grijns trekt over haar smalle gelaat: ‘Vooruitgang, die laten we ons niet afpakken.’ Als het bier op is, doen we wat de locals niet willen: wandelen naar de hooggelegen burcht.
Het drama dat de naastgelegen Parroquía Santa María la Mayor trof, komt tot leven als gids Antonio dienst heeft. Je voelt zijn pijn als hij zuchtend vertelt hoe goedbedoelende dorpelingen de wederopbouw na de guerra civil zo voortvarend ter hand namen dat een deel van de geschiedenis van de kerk is verzaagd, verpulverd of domweg weggegooid. Enkele reis Tortosa El Sarmentero heette de trein die tussen 1942 en 1973 de verbinding tussen Tortosa en La Puebla de Híjar (130 kilometer) verzorgde. De eerste 30 kilometers tussen La Puebla en Alcañiz werden reeds in 1891 opgeleverd, maar daarna verzandde de bouw in geldgebrek en politieke vertraging. Pas tijdens de Guerra Civil werd het spoor doorgetrokken naar Tortosa omdat de nationalisten van Franco militaire voordelen zagen. Republikeinse krijgsgevangenen werden als dwangarbeiders ingezet. In de zomer van 1939 probeerden Catalaanse republikeinen een corridor te forceren naar de strijdmakkers van het zwaar belegerde Valencia.
Bij deze Batalla del Ebro veranderden de tunnels bij Benifallet in bloedige veldhospitalen. Behalve een monument bij El Pinell de Brai is er weinig dat aan deze duistere episode uit de Spaanse geschiedenis herinnert. Sterker nog, vanaf de spoordijk, die de weg van de minste weerstand zoekt, oogt het landschap zo mogelijk nog lieflijker dan vanaf de weg.
Lees ook: Highlights tijdens een roadtrip door Spanje
Economisch fiasco
De dichtstbijzijnde dorpen liggen op 1,5 tot 6 kilometer van de voormalige stations. Daarmee werd de spoorlijn ook economisch een fiasco. De beoogde reizigers namen liever de bus. De 45 tunnels die voor de trein werden uitgehakt, bleken weggegooid geld. De laatste 25 kilometer naar de haven van Sant Carles de la Ràpita zijn om die reden nooit aangelegd, maar vorig jaar raapte de Generalitat zes miljoen euro bijeen voor de Vía Verde de las Terres de l’Ebre, die het vergeten spoortracé befietsbaar maakt en een verbinding verzorgt met de Vies Ciclistes del Delta de l’Ebre, een bijzonder landschap van rijstvelden, lagunes en een droom voor vogelaars. Aragón is inmiddels begonnen om van de 28 deels moeilijk begaanbare kilometers tussen La Puebla en Valdealgorfa ook een echte vía verde te maken.
Voetstappen in het duister
De huidige vía verde tussen Valdealgorfa en Tortosa is 85 kilometer lang en heeft in de beste traditie van regionaal navelstaren in elke comarca een andere naam: Val de Zafán in Matarraña, vervolgens Terra Alta en Baix Ebre in de gelijknamige comarcas in Catalonië. Bij elke grens andere bordjes langs het pad van gravel en (soms) asfalt. De enige spelbreker zijn de tunnels, voor wie geen licht op de fiets heeft. De meeste tunnels hebben wel verlichting, maar erg betrouwbaar is die niet. De zonnepanelen die voor de power moeten zorgen, zijn geliefd bij dieven. Meteen bij de start net voorbij de ruïne van station Valdealgorfa ligt de langste tunnel van de route: meer dan 2 kilometer zonder licht.
Het speelgoedbatterijlampje verliest het algauw van het duister en de gang door de tunnel wordt een beklemmend avontuur dat alleen stapvoets tegemoet kan worden getreden. Als halverwege voetstappen van de andere kant klinken, gaat de ademhaling in een hogere versnelling. De verbazing is groot als het langzaam naderende silhouet een gekromd oud vrouwtje blijkt te zijn dat me vriendelijk groet en murmelend haar weg vervolgt. Het zal de enige ontmoeting met een mens zijn die ochtend. Bij Cretas op de grens met Catalonië verandert het pastorale landschap in het ontoegankelijke maar spectaculaire bergdecor dat de Terra Alta heet. Via tunnels, kloven en viaducten, met af en toe fraaie doorkijkjes, bereiken we een kloostercomplex met een restaurant genoemd naar de warmwaterbron die de rivier hier opwarmt tot 28 graden. Het is hier fijn wandelen en poedelen.
Lees ook: 15 x de goedkoopste stedentrips van Spanje
Sinaasappels
Na de enerverende doorsteek van Terra Alta brengt de brede Ebro-vallei nieuwe vergezichten. Baix Ebre. Hier groeien de sinaasappels. Door het steeds vlakker wordende land voert het spoor terug naar Tortosa, waar de oude spoorbrug voor fietsers en wandelaars is gereserveerd. Ik laat het bisschoppelijk paleis, de kathedraal en het Suda-kasteel op de heuvel links liggen. Tortosa moet wachten. Er lonken nieuwe spoorfietskilometers in het zuiden.
Op het perron aan de andere kant van de brug staat de dieseltrein richting Valencia ronkend klaar. De dieseldampen vormen pilaren in de zinderende lucht. Het is november en de thermometer wijst nog steeds 33 graden aan. Op de taxistandplaats staat een kleine vrouw met grote zonnebril tegen een Golf met sportvelgen geleund. Dit keer geen luchtkussen, maar een hartelijke abrazo. ‘Adiós, Eli, hasta la próxima.’
Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (Steden & routes, 6e jaargang, april – juni 2016) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Harry van Doorn.