De carrière van maestro Vicente Amigo startte in Nederland. Wij zochten de flamenco gitarist op in Córdoba, waar hij ons de leukste plekken van zijn stad liet zien.
Vicente Amigo (1967) was amper drie jaar oud toen hij Paco de Lucía op tv zag spelen. Hij ‘vergat’ het voorval, totdat hij enkele jaren later bij een buurman een echte gitaar zag. ‘Opeens zat ik weer in mijn peuterpak voor die zwart-wit-tv. Ik herinnerde me het hele concert nog en toen ik die avond thuiskwam vroeg ik een gitaar aan mijn ouders.’
Op tv in de Lage Landen
Vanaf dat moment was Amigo in de ban van flamenco muziek. Als tiener volgde hij lessen nabij de beroemde Plaza del Potro in Córdoba. Daar ontdekte de Nederlander Adrian Rooymans hem: ‘Vicente speelde toen al met opvallend gemak en muzikaliteit. We studeerden regelmatig samen op een bankje of bij zijn ouders thuis, waarbij ik Vicente wat dingen bijbracht over harmonische verbindingen en ik mijn ogen uitkeek vanwege zijn verfijnde techniek.’ Enkele jaren later nodigde Adrian hem uit in Nederland, waar de getalenteerde tiener optredens voor radio en tv verzorgde. Amigo’s zachtgroene ogen lichten op wanneer die reis ter sprake komt: ‘Eigenlijk begon mijn carrière in Nederland, want daar besefte ik dat ik mijn leven aan de gitaar kon wijden.’
Spelen en dan sterven
Vicente en zijn gitaar vormen een twee-eenheid. Tijdens ons gesprek tokkelt hij al pratend allerlei rifjes en als hij even moet nadenken, speelt hij een deel van een bulería of fandango. ‘Ik heb haar altijd bij me,’ grijnst hij. Op de vraag wat nou precies flamenco is, klinkt het resoluut: ‘Het is en kunstuiting waarin je hele leven past. Als je je zeker van jezelf voelt, komt er een moment dat je boven jezelf uitstijgt. Daar kan geen applaus tegenop. Je ervaart zó’n klik met het universum dat het je niets kan schelen als je op dat moment sterft.’
Paradijs
Vicente is trots op zijn woonplaats Córdoba en wijdde er een album aan: Ciudad de las Ideas (Ideeënstad). Hij neemt ons mee naar zijn geliefde La Judería-wijk, waar in de Middeleeuwen de Joodse gemeenschap woonde. ‘Ik ben verliefd op deze stad. Als ik even tijd heb, rijd ik op mijn fiets kriskras door het centrum om uiteindelijk in deze buurt een tapa en een drankje te nemen.’ Al slenterend door de smalle straatjes met witgepleisterde huizen belanden we in de Calle Puerta de Almodóvar, waar Amigo een leuke bar weet: Casa Salinas. Binnen, op een kleine gezellige binnenplaats, werkt het ijskoude bier verkwikkend. De tapas smaken prima, met als hoogtepunt de salmorejo (de Cordobese variant van gazpacho) en de rabo de toro (gestoofde stierenstaart). Als Vicente ziet dat ik nog wat nasudder van de hitte, schiet hij in de lach: ‘De zomers in Córdoba zijn inderdaad wat heet, maar de rest van het jaar is het hier een paradijs.’
Lees meer: recept voor Salmorejo
Multicultistad
Trots is Amigo ook op het rijke multiculturele verleden van de stad. ‘Christenen, moslims en joden leefden hier eeuwenlang vreedzaam samen. Je hebt in het oude centrum verschillende casas-museo, waar je voor een paar euro kunt zien hoe men vroeger leefde. En dan heb je natuurlijk de kathedraal-moskee, waar twee religies in één prachtig gebouw samenkomen. In mijn muziek probeer ik ook allerlei invloeden van “buiten” op te nemen. Zo werkte ik met de Algerijnse zanger Khaled en met Sting. Van hokjesgeesten moet ik niks hebben. Ik wil gewoon goede muziek maken en in vrede met de wereld leven.’
Lees ook: 10 x Moorse architectuur in Spanje
Reuzentortilla’s
Iets verderop, in de Calle de Torrijos, passeren we het flamenco-tablao El Cardenal. ‘Er zijn eigenlijk maar twee tablaos in Córdoba: La Bulería, dat een stukje boven de Plaza del Potro ligt, en El Cardenal. Voor de echte liefhebbers zijn dat dé plekken. Je kunt er praktisch iedere avond van een authentieke, professionele voorstelling genieten. Met veel van de mensen die er optreden heb ik samengewerkt.’ Na een bezoekje aan de imposante Romeinse brug over de Guadalquivir besluiten we onze wandeltocht bij bar Santos, aan de oostkant van de kathedraal-moskee. Santos is beroemd om zijn reusachtige en overheerlijke aardappeltortilla’s. Aan de muur prijken tal van flamencosterren. Ook Vicente hangt ertussen. ‘Wat een oude foto,’ zegt hij beduusd. ‘Maar toch wel mooi.’
God in zijn gitaar
Terug in zijn koele kantoor vertelt Vicente dat hij in zijn dromen soms prachtige, onbekende muziek hoort. Afgezien van een gelukzalig gevoel herinnert hij er zich de volgende dag niets meer van. ‘Maar misschien verandert mijn kijk op bepaalde muzikale aspecten er onbewust wél door. Muziek is het delen van je diepste gevoelens met anderen. Ik stop veel liefde in mijn werk en hoop dat mensen daar baat bij hebben. Om die liefde door te geven moet ik me rustig voelen. Als ik chagrijnig of nerveus ben, wordt het niks.’ Op de vraag of er dingen zijn die hem uit zijn concentratie halen, zet Amigo de ‘Bolero voor Marcos’ in. Even lijkt hij totaal op te gaan in zijn muziek, maar al even plotseling komen zijn vingers weer tot rust: ‘Het klinkt misschien gek, maar soms stoort het mij dat mensen tijdens een concert “olé!” roepen. Ik heb liever dat ze stil zijn.’ ‘Verder heb ik vóór een optreden rust nodig. In de kleedkamer moet niet iedereen zomaar binnenwandelen. Of ik ook bid? Nee, maar als ik opkom zing ik vaak een fandango: “Ik zoek God in de snaren van mijn gitaar, de snaren van mijn flamencogitaar”. Weet je, ik probeer gewoon een goed mens te zijn, want alleen zó kun je het allerbeste van jezelf geven. En wanneer ik lekker in mijn vel zit en begin te spelen, dan overschrijd ik een grens en kan ik vliegen.’
Terug naar Nederland
Op artistiek gebied heeft Vicente zo’n beetje alles al bereikt en velen beschouwen hem nu als de ‘natuurlijke opvolger’ van Paco de Lucía. Wanneer ik vraag of hij nog een droom koestert, fluistert hij: ‘Ik zou geen angst meer willen voelen, want dat blokkeert mijn band met de rest van de wereld. Net als veel mensen vecht ik al mijn hele leven tegen mijn angsten. De dag dat ik die overwonnen heb, zal ik gelukkig zijn. Mijn gitaar confronteert me met mijn angsten en dat is goed: als je ervoor wegloopt, wordt het alleen maar erger.’ Dan, na een korte stilte: ‘Ik heb nog een andere droom: lesgeven in Nederland. Ik ben dol op jullie land. Al dat groen, de grachten, de mensen, steden als Utrecht en Amsterdam… Ja, dat zou ik graag willen: voor langere tijd terugkeren naar het land waar het voor mij allemaal begon.’
1. Bar Santos
Beroemd om zijn enorme tortilla’s. Calle Magistral González Francés 3.
2. Restaurante La Boca
Moderne keuken, met onder meer tonijn in tempura. Alles is hier heerlijk. Dé plek als je even niet iets typisch Spaans wilt eten. Calle San Fernando 39.
3. Restaurante El Envero
Hier moet je beslist de verduras al dente (groente al dente) proeven. Goede wijnen.
Calle Teruel 21.
4 . Een bezoek aan een van de casas-museo
Oude Moorse en Joodse huizen in het oude stadscentrum. Bijvoorbeeld het Casa Ramón García Romero, waar je alles kunt zien over de oude traditie van luxe leerkunst uit de
periode van het Kalifaat van Córdoba. Plaza Agrupación de Cofradías 2.
5. Tablaos de flamenco: El Cardenal en La Bulería
Hier vind je nog authentieke zang, dans en muziek. Verder worden er door het jaar heen diverse goede festivals georganiseerd. Calle Torrijos 10 en Calle de Pedro López 3.
6. Barretjes in de wijk La Judería
En dan vooral Casa Salinas, met prima tapas en lekker koud bier. Beperkte wijnkaart, maar van goede
kwaliteit. Calle de Tundidores 3.
7. Restaurants Tellus
Vicentes lievelingsgerecht: steak tartaar, met een goed glas rode wijn. Hoek Calle María la Judía en Calle Conchita Citrón.