In het hart van Spanje, ver weg van de grote toeristische trekpleisters, ligt het Nationale Park Cabañeros, meer dan veertigduizend hectare ongerepte mediterrane natuur. Op La Raña, een immense goudgele vlakte met verspreid staande eiken, verzamelen zich in de vroege ochtend en de namiddag
honderden edelherten om te grazen. Deze setting heeft Cabañeros de bijnaam ‘het Serengeti van Spanje’ opgeleverd.

In de Montes de Toledo ligt Parque Nacional Cabañeros, een lommerrijk berggebied op de grens van de provincies Toledo en Ciudad Real. Het landschap wordt er bepaald door met bos bedekte bergketens van tussen de 800 en 1500 meter hoog en de brede dalen daartussen.

Verstilde eindeloosheid

De eerste keer dat ik in Cabañeros kwam was in 1995, net na de verklaring ervan tot nationaal park. De bochtige weg ernaartoe zat vol gaten, de dorpen maakten een verlaten indruk en het bezoekerscentrum was niet meer dan een oude keet met een paar vergeelde posters van een keizerarend en een burlend hert. Je werd rondgereden in een gammele landrover en na vier uur op de achterbank was je op z’n zachtst gezegd compleet gaar. Maar het landschap was om je hart aan te verliezen: eindeloos, opvallend groen en zinderend. De leegte, de sensatie van ruimte, overal ooievaars, gieren, bloemen en bossen en daarboven die staalblauwe hemel met dat intense zonlicht: Spanje op z’n best. De weg naar Cabañeros is ondertussen vernieuwd, het Centro de Visitantes omgetoverd tot een modern bezoekerscentrum met alle audiovisuele middelen die je mag verwachten, en de gammele landrovers zijn comfortabele terreinwagens geworden. Wat niet veranderd is, is het landschap, de natuur en de verstilde eindeloosheid.

Al eeuwenlang beschermd

Wie wil begrijpen waarom de natuur in Cabañeros in de afgelopen eeuwen nauwelijks is aangetast, kan niet om een stukje geschiedenis heen. In de Middeleeuwen waren de Montes de Toledo een soort niemandsland tussen Al-Andalus, het zuidelijke Moorse deel van Spanje, en het inmiddels weer heroverde noorden van het land. In de 13e eeuw, toen ook Zuid-Spanje weer in handen van de christenen was, verkocht de Castiliaanse koning Fernando III het berggebied aan de stad Toledo, vandaar de naam Montes de Toledo. De verkoopakte, die nog steeds in het stadhuis wordt bewaard, was een waar staaltje van middeleeuws natuurbeleid. Er staat namelijk het volgende in: ‘de Kroon van Castilië verkoopt de Montes aan de stad Toledo onder de uitdruk- kelijke voorwaarde dat de exploitatie ervan geen schade zal toebrengen aan flora en fauna’ (er staat letterlijk: vegetatie en groot wild). Men mocht, mét licentie van het stadsbestuur, alleen hout kappen en houtskool branden voor eigen gebruik. Ook de jacht en de veeteelt waren aan strikte regels gebonden. Grootschalige houtkap werd voorkomen.

Beren en bandoleros

Ook na de herovering van Al-Andalus bleven de Montes de Toledo een dunbevolkt gebied dat weinig in trek was bij nieuwe kolonisten. Het was er onherbergzaam, de stenige bodem was nauwelijks geschikt voor landbouw en daarnaast was het gebied ook nog eens niet ongevaarlijk. Afgezien van beren en wolven die er, toen nog, in groten getale voorkwamen, wemelde het er ook van de bandoleros, een soort Robin Hood-achtige Spaanse bandieten, en andere voortvluchtigen, want de arm van justitie was net niet lang genoeg voor de Montes de Toledo. Eind 19e eeuw was het gedaan met het Toledaanse alleenrecht, en daarmee met de voorwaarden van om landbouwgrond te creëren, en ook de nieuwe klasse van jagende grootgrondbezitters had geen belang bij het verdwijnen van het bos.

Bosque Mediterráneo

De reden waarom Cabañeros ook nu weer een beschermd natuurgebied is, is de grote ecologische waarde. In Cabañeros gaat het om het bosque mediterráneo, Spaans voor het mediterrane bos, en de fauna die daarin leeft. De mediterrane bossen zijn heel anders dan die in Noord-Europa. Een van de belangrijkste kenmerken ervan is dat altijd groene soorten, zoals de steen- en de kurkeik, de overhand hebben. Door het klimaat – het vriest er nooit heel hard en de bodem blijft meestal vorstvrij – hoeven de bomen hun bladeren in de winter niet te verliezen. Een ander kenmerk is het grote aantal prachtig bloeiende en geurende struiken zoals rozemarijn, lavendel, tijm en cistussoorten. Vooral in het voorjaar verandert het landschap in één grote bloemenzee. Regen valt in dit mediterrane gebied vrijwel alleen in het late najaar en het vroege voorjaar. En het mediterrane bos is erg veelzijdig. Wie Cabañeros bezoekt ziet niet alleen steen- en kurkeikenbossen maar ook bladverliezende eikenbossen met narcissen, pioenrozen, varens en baardmossen. Langs beken en riviertjes kom je zelfs essen, elzen en berken tegen en waan je je nauwelijks meer in de zogenaamde droge mediterranée.

Niet op eigen houtje

Sinds 1995 heb ik Cabañeros vele malen bezocht, de laatste keer op een zonnige donderdag in februari, voor de tweede keer met gids Juan Manuel (Juanma). Cabañeros is namelijk één van de drie Spaanse nationale parken waar je niet zo maar op eigen houtje kunt rondtrekken. Wie naar binnen wil moet dat doen met een gids. Juanma, haar in een staart en armbanden uit de Andes om de polsen, is een gids in hart en nieren. Geboren en getogen in de Montes de Toledo, het oog van een havik en een encyclopedische kennis van de Spaanse geschiedenis, flora en fauna. We rijden bijna vijftien minuten voor we daadwerkelijk in het park zijn. De entree is in stijl: een hek met daarin de silhouetten van twee ijzeren monniksgieren gesmeed, geflankeerd door een oeroude steeneik, een discreet bordje ‘Parque Nacional’ en twee granieten zuilen met daarin het woord Cabañeros. Er bekruipt je een soort Jurassic Park-gevoel.

El Dorado voor edelherten

De ‘safari’ begint op La Raña, het centrale deel van Cabañeros. Het is een vlakte van zo ́n vijftig vierkante kilometer met verspreid staande bomen, een landschapsvorm die in Spanje dehesa wordt genoemd. Oor- spronkelijk waren deze dehesa’s dichte eikenbossen, maar in de loop van de tijd zijn de ondergroei en een deel van de bomen door de mens verwijderd. Op die manier werd er op traditionele wijze een evenwicht gecreëerd tussen het houden van vee, dat op de dehesa graast en er zich in het najaar tegoed doet aan eikels, en houtwinning. Nu is de Raña van Cabañeros het El Dorado voor edelherten en ander wild. Deze setting, kuddes herten en groepen gieren die zich in de namiddag op de Raña verzamelen, heeft Cabañeros de bijnaam ‘het Serengeti van Spanje’ opgeleverd.

Monniksgier

We zijn nog geen tien minuten ‘binnen’ of de terreinwagen staat al stil en de telescoop wordt in stelling gebracht. Een paar seconden later kijken we recht in de kop van een monniksgier. De grootste roofvogel van Europa is de trots van Cabañeros. Een volwassen beest is ruim een meter hoog, heeft een vleugelspanwijdte van bijna 3 meter en kan meer dan vijftig jaar oud worden. Paarvorming is voor het leven en dat vanaf het tweede levensjaar! Van deze majestueuze vogel nestelen circa tweeduizend broedparen in Europa en Voor-Azië, verspreid over Spanje, Griekenland, Turkije en de Caucasus. Daarvan leeft 80% in Spanje met name in Cabañeros en het eveneens nationale park Monfragüe in Extremadura.

Grootmoeders tijd

Rijden en lopen door de Sierra met Juanma betekent ook een reis door het verleden, want je krijgt niet alleen een hoop (Latijnse) plantennamen te verstouwen, maar vooral in geuren en kleuren te horen waarvoor de flora werd gebruikt in grootmoeders tijd. De takken van de steeneik voor houtskool, de bladeren van de cistus voor lekkere geurtjes, de stammen van de aarbeiboom voor het maken van plafonds, mirte tegen verkoudheid, het peperboompje als vlooienband, tijm en rozemarijn voor in de keuken. Tussen de verhalen door zien we ook nog even een groep van ten minste twintig gieren, een havik, kraanvogels, een vos en, weer terug op La Raña, vier kuddes herten, allemaal hinden met hun kroost van vorig jaar, want de mannetjes – machos in het Spaans – laten zich in de wintermaanden nauwelijks zien. Na vier uur is de safari ten einde. Het Jurassic Park-hek gaat weer op slot. Bij de observatieplaats voor ooievaars zien we de silhouetten van een hele groep in een dode boom tegen een felgekleurde oranje lucht. Dan wordt het echt donker en is het tijd voor ontspanning bij een goed Spaans maal

Dit artikel is eerder verschenen in ESPANJE! (España & más nummer 3, jaargang 2013) en de informatie kan achterhaald zijn. Auteur: Jaap Scholten.

Oefen je Spaans met deze samenvatting over het prachtige natuurpark Cabañeros

banner abonnement espanje

Waar?

Cabañeros ligt circa 150 kilometer ten zuiden van Madrid, en dus een kleine 2000 km van Utrecht. Het dichtstbijzijnde vliegveld is Madrid, vandaar is het ruim twee uur met de auto.

Wanneer?

Voor een bezoek aan Cabañeros zijn het voor- of najaar het beste. In het voorjaar is er een overvloed aan bloemen en zijn er veel (trek)vogels, in het najaar kun je genieten van de spectaculaire bronsttijd.

Slapen

Rond het nationale park liggen twee campings: één bij Horcajo de los Montes en één bij Navas de Estena. Er is om precies te zijn één hotel, Cabañeros Parque in Horcajo de los Montes (vanaf €55) maar er zijn veel casas rurales. Aanraders zijn Casa Rural El Boquerón de Estena bij Navas de Estena en Posada El Corralón in Alcoba de los Montes. Reken op €50-70 per nacht. Informatie op www.cabanerosturismo.com.

Bezoekersregeling

Binnen de grenzen van het park geldt een strikte bezoekersregeling. Met uitzondering van twee wandelroutes kan het park alleen worden bezocht met een gids. In de vroege ochtend en de late namiddag zijn er excursies per terreinwagen waarvoor je je van tevoren moet aanmelden. Dat kan online via www.parquenacionalcabaneros.com en kost €23 per persoon; de gidsen spreken slechts mondjesmaat Engels. De wandelroutes in het park onder leideing van een gids zijn gratis maar ook daarvoor moet je je aanmelden.

Doen

Behalve wild en vogels kijken kun je in Cabañeros en omgeving prima fietsen (wel zelf meenemen) en kayakken op het stuwmeer Torre de Abraham. Ook worden er paarden verhuurd.

Jaap woont en werkt in Spanje en begeleidt daar wandelreizen. Hij schreef diverse reisboeken over Spanje. Voor ESPANJE! maakte hij reportages over prachtige natuurgebieden zoals Alto Tajo en Cabañeros.